Rol van de leerder
Door te werken vanuit leerdoelen verandert niet alleen de rol van de docent, maar ook die van de leerder. Het doel is autonoom leren, waarbij de leerder zelf leert zijn leerproces te sturen. Als hij dat kan, dan kan hij dat ook als de cursus gestopt is.
Voor veel leerders is dat een nieuwe vorm van leren. Leren wordt vaak geassocieerd met school, waarbij een docent je vertelt wat je moet doen. Hierbij stopt het leren zodra er geen docent meer is die zegt wat de leerder moet doen.
Om duurzaam leren te creëren moeten leerders zich ontwikkelen van passieve naar actieve leerders. Als begeleider help je de leerder bij het selecteren van een leerdoel, bespreek je de stappen naar het leerdoel toe en evalueer je samen het proces.
Hoe te beginnen?
Aan het begin van het traject, zo mogelijk al tijdens de intake is het belangrijk om de leerder te vertellen wat je van de leerder verwacht en wat de leerder van jou kan verwachten: je gaat met de leerder werken aan vaardigheden die hij nodig heeft voor zijn eigen leven. En de leerder gaat vooral zelf leren leren. De begeleider ondersteunt hierbij.
Je kunt hierbij de volgende vragen stellen:
- Wat wil de leerder bereiken? Dit kan van alles zijn: van een eigen bedrijf starten tot een gesprekje voeren in de supermarkt.
- Wat kan de leerder al en wat wil hij nog leren?
Je kunt bij dit gesprek heel goed NT2-Beginnersdoelen gebruiken, dan merkt de leerder direct wat je bedoelt met ‘eigen leerdoelen’. Zo krijg je ook zicht op waar in eerste instantie de aandacht van de leerder naar uitgaat.
Hoe selecteer je doelen bij individuele begeleiding?
Leerders willen misschien iets groots (een studie volgen), maar wat daarvoor nodig is kun je opdelen in kleine stapjes. Het is belangrijk dat die kleine stapjes concreet worden. In gesprek met de leerder verken je die grote, macro doelen en werk je toe naar een concreter, kleiner, micro leerdoel. Het kan ook zijn dat een leerder niet goed weet of kan verwoorden wat zijn macro of micro leerdoel is. Soms komen leerders niet verder dan ‘beter lezen en schrijven’ of ‘beter de taal spreken’.
Hoe ga je het gesprek over leerwensen aan en hoe kun je NT2-Beginnersdoelen hierbij gebruiken? Hieronder volgen een paar suggesties.
- Vraag de leerder of hij een concreet leerdoel heeft: Waar heeft hij de taal vooral voor nodig? Wat wil hij beter kunnen als hij klaar is met de cursus? Misschien is de leerder vaardig genoeg (qua taal, qua digitale vaardigheden) om zelfstandig NT2-Beginnersdoelen te gebruiken en zijn leerdoelen aan te vinken. Anders doe je dit samen met de cursist.
- Komt de leerder niet met een duidelijke wens, vraag de leerder dan naar een concrete dag. Wat heeft hij/zij gisteren gedaan? Moest hij/zij een gesprek voeren in de supermarkt? Het rapport lezen van zijn/haar kind? Welke dingen zijn lastig?
- Op basis van deze informatie kun je zelf (sub)domeinen uit de leerdoelencatalogus selecteren die relevant zijn voor de leerder. Print de selectie en bespreek vervolgens met de leerder welke subdoelen hem aanspreken. Bespreek ook wat de leerder op de korte termijn nodig heeft: gaat hij binnenkort met de juf van de school van zijn kind in gesprek? Moet hij iets ruilen via internet? Hij/zij kan vervolgens zelf de leerdoelen binnen dit domein selecteren.
- Bespreek vooraf hoeveel leerdoelen de leerder gaat selecteren. Dit kan op een strategische manier: vaak horen meerdere doelen bij elkaar.
- Bepaal samen met de leerder welk leerdoel het belangrijkste is. In de leerdoelencatalogus is het mogelijk om de geselecteerde doelen in een bepaalde volgorde te slepen. Op het moment dat het belangrijkste doel bereikt is, kan de leerder aan de slag met het volgende doel.
- Print de leerdoelenselectie en laat de leerder aangeven hoe goed hij de subleerdoelen al beheerst door middel van de sterretjes.
Hoe begeleid je de leerder naar zijn doel toe?
Op het moment dat een leerder een leerdoel heeft geselecteerd is het belangrijk om te bepalen wat de huidige situatie is en welke stappen de leerder moet zetten om het doel te bereiken. Je kunt hierbij gebruik maken van ‘het trappetje’ (bekend van ‘oplossingsgericht werken’):
- Teken samen met de leerder een trappetje met 10 genummerde treden. Het te bereiken leerdoel staat bovenaan de trap.
- Vraag de leerder: waar sta je nu?
- Bespreek wat de leerder al kan, wat de treden onder zijn huidige trede bevatten. En hoe hij dat geleerd heeft.
- Vraag hem dan te bedenken wat de eerstvolgende stap is die hij/zij moet nemen om een trede dichterbij het doel te komen? Voorbeelden van hoe je een leerdoel op kan delen in kleinere stappen vind je hier.
- Vraag de leerder vervolgens te bedenken hoe hij die volgende stap kan maken. Maak het zo concreet mogelijk en geef eventueel keuzes voor acties als de leerder die zelf niet bedacht krijgt. Je kunt eventueel ook verschillende lesmateriaal passend bij het leerdoel aanreiken. Belangrijk blijft dat de leerder ook gestimuleerd wordt om zelf met acties te komen: na de cursus ben je er immers niet meer als begeleider om lesmateriaal aan te reiken. Stel daarbij de volgende vragen:
- Hoe pak je deze eerste stap aan?
- Wanneer ga je deze stap nemen?
- Heb je hulp nodig? Aan wie ga je hulp vragen?
- Laat de leerder in de volgende sessie reflecteren op zijn actie en op het resultaat.
- Ging het goed, deed hij wat hij bedacht had? Zo nee, wat zat er in de weg, hoe kan hij dat de volgende keer vermijden? Zo ja, zou hij het de volgende keer weer zo doen?
- Heeft hij geleerd wat hij wilde leren? Zo ja, hoe merkt hij dat? Op welke trede van het trappetje staat hij nu? Wat zou zijn volgende stap kunnen zijn? Zo nee, wat zou hij nu kunnen doen om zijn leerdoel te halen?